Welke typen epilepsie aanvallen zijn er?

Epileptische aanvallen hebben verschillende vormen. Dit is onder andere afhankelijk van de plaats in de hersenen waar de stoornis zich bevindt en de grootte van het gebied dat erbij betrokken is. Maar wat is een epileptische aanval? Een epileptische aanval (ook wel epilepsie insult genoemd) is een aanval die ontstaat door plotselinge en tijdelijke verstoring in de prikkeloverdracht van de hersenen.

Elke epileptische aanval ziet er verschillend uit. Zo zijn er aanvallen waarbij mensen vallen en bewusteloos raken. Bovendien zijn er ook aanvallen waarbij iemand gaat schokken met de armen en benen. Ook kan het voorkomen dat iemand tintelingen voelt, gaat staren of gaat draaien met de ogen.

Epileptische aanvallen zijn ruwweg onder te verdelen in 3 typen, namelijk:

  • Focale aanvallen

  • Gegeneraliseerde aanvallen

  • Aanvallen met een onbekend begin


Focale aanvallen
Deze aanvallen beginnen vanuit een bepaald deel in één hersenhelft. De verschijnselen zijn heel verschillend. Dit is afhankelijk waar de stoornis optreedt. Soms zijn mensen bij bewustzijn, het kan ook voorkomen dat het bewustzijn is verlaagd of dat de persoon verward is. Focale epilepsie komt het meeste voor, bij ruim twee derde van de mensen met epilepsie.

Gegeneraliseerde aanvallen
Deze aanvallen beginnen direct of zeer snel vanuit beide hersenhelften. Het bewustzijn is dan tijdelijk verdwenen. Na de aanval weet iemand niet wat er tijdens de aanval is gebeurd.

Aanvallen met een onbekend begin
In tegenstelling tot de andere aanvallen, is het bij deze aanvallen nog niet geheel duidelijk waar de aanvallen precies ontstaan. Vaak is meer onderzoek nodig om hier duidelijkheid over te krijgen.

​Hieronder leest u beschrijvingen van een aantal epilepsie soorten.

Tonisch-clonische aanvallen

Een andere benaming voor deze aanval is grote aanval of epilepsie insult. Tijdens deze aanval verkrampen of schokken mensen (tonisch betekent verkrampt, clonisch betekent schokkend). Deze aanval is bij de meeste mensen bekend, maar is niet de meest voorkomende aanval. Het is wel de meest indrukwekkende aanval om mee te maken. Deze aanval verloopt in fasen.

1. Aura

Voorafgaand aan deze aanval vindt er soms een aura plaatst. Dit is een aanval die in een deel van de hersenen begint. Mensen kunnen bepaalde verschijnselen ervaren zoals het ruiken van bepaalde geuren, een opstijgend gevoel in de maag, of het zien van lichtflitsen. De plaats in de hersenen waar de aanval begint bepaalt grotendeels welke verschijnselen optreden.

2. Tonische fase

De aanval begint met een tonische fase. Deze fase duurt ongeveer een halve minuut. Tijdens deze fase treedt er verstijving op waarbij de ademhaling stopt en waarbij de mensen blauw of paars aanlopen. Vervolgens raken mensen bewusteloos, vallen op de grond en gaan heftig schokken. Slikken is voor de mensen tijdelijk niet mogelijk, hierdoor hoopt speeksel zich op in de keel.  Door het plotseling aanspannen van de kaakspieren, bijten mensen vaak op hun tong, waardoor er bloed uit hun mond kan lopen. In het begin van de aanval is de hartslag onregelmatig, daarna sneller dan normaal.

3. Clonische fase

De clonische fase duurt wat langer, vaak een halve minuut tot anderhalve minuut. Tijdens deze fase wisselen het verslappen en aanspannen van de spieren elkaar af. Dit veroorzaakt schokken in de armen, benen en gezicht. De ademhaling komt weer rustig op gang. Het opgehoopte speeksel wordt als schuim naar buiten geblazen.

4. Slotfase

De laatste fase duurt van één tot enkele minuten. Mensen stoppen geleidelijk met schokken totdat ze volledig ontspannen zijn. Mensen zijn vaak bleek, de ademhaling is diep en rochelend.

De aanval duurt over het algemeen vrij kort. Na twee tot vijf minuten zijn de meeste tonisch-clonische aanvallen voorbij. Maar daarna volgt vrijwel altijd een periode waarbij mensen verward zijn, hoofdpijn hebben of vermoeid zijn. Ook hebben veel mensen in de periode na de aanval last van spierpijn. De duur van de herstelfase verschilt per persoon. Sommige mensen kunnen na 5 minuten weer functioneren, terwijl anderen de hele dag of langer nodig hebben. De aanvallen kunnen zowel overdag als ’s nachts in de slaap optreden. Ook de frequentie van de aanvallen verschilt per persoon.

Tonische aanvallen

Een tonische aanval lijkt op de krampfase van een tonisch-clonische aanval. Tijdens een tonische aanval raakt iemand buiten bewustzijn en verstijft. Eén of meerdere spieren worden plotseling aangespannen. Wanneer mensen staan voordat een aanval begint, vallen ze vaak achterover. De aanval kenmerkt zich door spierschokken. De aanval duurt enkele seconden tot minuten. Het herstel van deze aanval is vrij snel.

Myoclonische aanvallen

Deze aanval kenmerkt zich door plotseling heftige schokken. Spieren in de armen en/of benen trekken zich samen. Soms is het één schokje, soms een hele serie. Dan wordt het ook wel series myocloniën genoemd. Aangezien de schokjes zo kortdurend van aard zijn, wordt het bewustzijn niet waarneembaar verstoord. Deze aanvallen duren kort en mensen herstellen snel na een aanval. Vaak treden deze aanvallen ’s morgens vroeg op. Deze aanvallen worden vaak niet herkend als epileptisch. Soms bestaan deze aanvallen al heel lang voordat een heftige aanval optreedt en de arts de diagnose epilepsie stelt. Over het algemeen zijn deze aanvallen goed te behandelen met medicatie. De aanvallen treden vooral op in de puberteit.

Atonische aanvallen

Een atonische aanval treedt plotseling op waarbij de spieren verslappen. Iemand zakt in elkaar en kan daarbij vallen, meestal naar voren. Sommige mensen dragen om verwonding te voorkomen daarom een valhelm. Een paar seconden zijn mensen bewusteloos. Na het vallen staat iemand direct weer op.

Absence aanvallen

Absence is een van de meest subtiele epileptische aanvallen. Ook dit type aanvallen treden voornamelijk op bij kinderen in de basisschoolleeftijd. Een kind onderbreekt abrupt zijn handeling tijdens een aanval. Het bewustzijn is even verdwenen en het kind begint te staren. Vaak zijn er kleine bewegingen te zien zoals het knipperen van de ogen, trillen van de kin of schokjes van het hoofd. Vaak duren deze aanvallen maar een paar seconden. Deze aanvallen zijn goed te behandelen met medicatie.

Rolandische aanvallen

Deze aanvallen komt het meeste voor bij kinderen op de basisschoolleeftijd. Tijdens deze aanval begint eerst de mond van het kind te trekken. Daardoor zijn ze niet meer in de staat om te praten en gaan ze kwijlen. Het gaat soms gepaard met schokken in het gezicht, arm of been. Het kind behoudt vaak het bewustzijn. Rolandische epilepsie treedt voornamelijk ’s nachts en in de vroege ochtend op.

Hypermotore aanvallen

Hypermotore aanvallen worden gekenmerkt door complexe bewegingen met hoge amplitude (grootte of sterkte) waarbij dichtbijgelegen segmenten van het lichaam betrokken zijn. Dit resulteert in gewelddadig en ongepast gedrag voor de omgeving.

Wat moet u doen bij een aanval?

Wanneer iemand een aanval heeft is het belangrijk dat u de persoon veilig houdt. Dit betekent het verlenen van eerste hulp, het toedienen van medicatie en het eventueel inschakelen van medische hulp. Bovendien is het belangrijk om alert te zijn op gevaarlijke situaties die kunnen ontstaan tijdens een aanval. Denk hierbij bijvoorbeeld aan vallen, verwonden of bezeren.

Iedere aanval vraagt om een andere benadering en verschilt van persoon tot persoon. Vraag na bij de persoon die epilepsie heeft, wat u kunt of moet doen als hij/zij een aanval heeft.

Lees hier meer tips/adviezen wat u kunt doen bij de verschillende soorten epilepsie aanvallen.

Behandeling epilepsie

Er zijn diverse behandelmogelijkheden voor epileptische aanvallen. De meeste mensen met epilepsie worden behandeld met medicatie. Een epilepsie medicijn geneest de aandoening niet, maar onderdrukt de kans op een aanval. De medicatie is daarom ook wel bekend als anti-epilepticum.

Welk type medicatie wordt toegepast is onder andere afhankelijk van de aanvalsfrequentie en het type aanval, de soort epilepsie en de onderliggende oorzaak. Bovendien verschilt het van persoon tot persoon. Het is belangrijk om te onderzoeken hoe iemand reageert op de medicatie. Anti-epilepticum kunnen namelijk bijwerkingen veroorzaken. Bijwerkingen zijn bijvoorbeeld duizeligheid, traagheid, slaperigheid of misselijkheid. Het doel van de medicatie is zo min mogelijk aanvallen met zo min mogelijk bijwerkingen.

Wanneer medicatie niet of onvoldoende werkt, kunnen mensen doorverwezen worden naar een epilepsiecentrum of daaraan verbonden polikliniek. Bij kinderen is het tevens mogelijk om advies te krijgen van gespecialiseerde kinderneurologische afdelingen van academische ziekenhuizen.

Kunt u epileptische aanvallen voorkomen?

Behalve medicatie innemen kan iemand met epilepsie niets doen om epileptische aanvallen te voorkomen. Wel kan iemand met epilepsie rekening houden met uitlokkende factoren, door deze te vermijden. Uitlokkende factoren zijn factoren die een verband hebben tussen een bepaalde situatie en het krijgen van een aanval. Voorbeelden van uitlokkers zijn: spanningen en slaaptekort. Meer uitlokkers vindt u hier. Ook kan iemand met epilepsie gebruik maken van diverse epilepsie hulpmiddelen. Deze hulpmiddelen helpen om gevaarlijke situaties te voorkomen. Wanneer iemand last heeft van nachtelijke aanvallen kan NightWatch uitkomst bieden.